Laatst bijgewerkt op 23 april, 2024
Wie het echte Australië wil zien, reist naar de iconische outback. Kilometers lange wegen zonder iemand tegen te komen, eindeloze rode zandvlaktes en een prachtige heldere sterrenhemel: dit is bijzonder niemandsland.
Het eenzame, uitgestrekte binnenland van centraal Australië wordt de outback genoemd. Dit enorme woestijnachtige gebied is erg afgelegen met slechts enkele stadjes en roadhouses langs de weg. De immense outback beslaat bijna driekwart van heel Australië, met gedeeltes in de staten Northern Territory, West-Australia, Queensland, New South Wales en South-Australia. Het bekendste deel van Australië outback is het ‘Red Centre’, de streek beroemd om zijn roodkleurige zand en rotsen, waaronder de Ayers Rock. Dit deel ligt in de zuidelijke woestijnregio van het Northern Territory.
Alice Springs, uitvalsbasis voor de Red Centre.
Alice Springs is een legendarische pioniersstad in het hart van de Australische outback, op 18 (!) uur rijden vanaf zowel Darwin (noord) als Adelaide (zuid). Alice Springs vormt dé uitvalsbasis voor alle hoogtepunten van het ‘Rode Centrum’ van Australë, alhoewel de afstand naar Ayers Rock nog groot is. Het is een gezellig stadje vol historie en interessante karakters; er wonen zo’n 30.000 inwoners en het is eigenlijk de enige plek in de omgeving waar je een redelijk aanbod winkels, hotels en restaurants vindt. Bezoek er de lokale pub of het informatiecentrum van de Royal Flying Doctors Service. Vanuit Alice Springs kun je diverse tours naar de omgeving maken, ook actieve trips zoals kameel- of quadrijden. Absoluut hoogtepunt: de zonsopkomst of -ondergang boven de Australische outback ervaren vanuit een luchtballon.
Een ‘woestijnvijver’ in de buurt van Alice Springs.
Ayers Rock is een bijzondere bezienswaardigheid op zo’n 5 à 6 uur rijden van Alice Springs. Op de foto is deze grote monoliet al indrukwekkend, maar in het echt wordt je er stil van. Uluru is de naam die de Aboriginals aan de voor hun heilige rots hebben gegeven. Ayers Rock is 348 meter hoog, en je kunt zelfs naar de top klimmen (dit wordt afgeraden door de Aboriginals wegens meerdere ongevallen). Het meest bijzondere aan Ayers Rock zijn de verschillende kleurwisselingen die plaatsvinden bij zonsopgang en zonsondergang. Wil je Ayers Rock van dichtbij zien? Maak dan een wandeling eromheen, een flinke tocht (10 km) maar erg mooi.
Ayers Rock.
Wilde natuur in de buurt van Ayers Rock.
The Olga’s liggen in hetzelfde gebied als Ayers Rock, in het Uluru-Kata Tjuta Nationaal Park. Het park staat al een tijdje op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. The Olga’s vormen een bijzonder landschap van meerdere rotsen met kloven en rustige beekjes. Je kunt er een wandeling maken, die best pittig is (vaak vanwege de temperatuur). Ga je vroeg op pad dan is het heerlijk rustig en ben je er bijna alleen. En dat mooie uitzicht na je klim krijg je helemaal gratis.
The Olga’s.
Een ander natuurgebied in dezelfde omgeving is Kings Canyon. Let wel, het is nog zeker drie uur rijden vanaf Ayer Rock, de afstanden zijn hier nou eenmaal groot. Loop bij Kings Canyon de Rim Walk, een tocht van 6 kilometer waarbij je langs grote rotsen en diepe afgronden komt. Je moet wel vroeg aanwezig zijn, want bij te hoge temperaturen mag je niet eens aan de wandeling beginnen.
Kings Canyon.
Coober Pedy is misschien wel dé opaal-stad van de wereld. Het bijzondere gesteente werd hier al ontdekt in 1915. Coober Pedy ligt 535 kilometer ten noorden van Port Augusta langs de Stuart Highway. De naam is vermoedelijk afkomstig van een Aboriginal stam en betekent zoveel als ‘gat in de grond door een blanke man.’ Ongeveer de helft van de inwoners leeft hier namelijk onder de grond om te schuilen tegen het extreme klimaat. In de zomer kan het hier wel 50°C worden en in de winter kan het hier vriezen. Er zijn in het gebied meer dan 250.000 mijnschachten waar opaal gewonnen wordt.
Enige echte stadje in het rode centrum is Alice Springs, waar je enkele tientallen verschillende hotels en jeugdherbergen vindt, voor behoorlijk lage prijzen vergeleken met de grote steden. Bekijk het aanbod op Booking.com.
Alle slaapplekken in het directe gebied rondom Ayers Rock liggen in Yulara of het ‘Ayers Rock Resort’, een soort gecreëerd hotelstadje vlakbij Ayers Rock en Kata Tjuta waar enkele accommodaties samenklonteren. Je vindt er zowel kampeerplekken en simpele lodges (tip: de Outback Pioneer Lodge) als enkele peperdure luxe-hotels (zoals het Desert Garden Hotel of het fraaie Sails in the Desert). Liever gratis overnachten in de natuur? Dat kan in de buurt van het Curtin Springs Station, maar dit ligt helaas nog een stuk verder weg van het park.
Omdat het Red Centre en Alice Springs zo afgelegen liggen, rijd je er niet even naartoe. Vanaf zowel Darwin (noord) als Adelaide (zuid) is het zo’n 18 uur rijden. Een prima optie is om een binnenlandse vlucht te nemen naar de luchthaven van Alice Springs of Uluru. Ter indicatie; vanaf Sydney is het ongeveer 3 uur vliegen. Vanaf Alice Springs is het overigens nog wel zo’n 5 tot 6 uur rijden naar Ayers Rock. Je kunt er ook tours boeken die alle belangrijke bezienswaardigheden in de omgeving bezoeken.
Reizen door Australië per auto of camper? Tenzing helpt je met het realiseren van een onvergetelijke rondreis. Ze bieden tientallen individuele autoreizen, maar maken ook offertes en reisplannen op maat.
Bezoek website
Zelf je Australië reis samen stellen met bouwstenen.
Bezoek website
Bezoek Australië met de geliefde groepsrondreizen van Djoser. Ook mogelijk in combinatie met Nieuw-Zeeland!
Bezoek website
Het meest opvallende aan de Australische Outback en het gebied rondom Ayers Rock is dat het een woestijnklimaat heeft waarbij het overdag erg warm kan worden en in de avonden enorm kan afkoelen. Dit is iets om rekening mee te houden als je naar dit gebied reist. De Australische winterperiode van juni t/m augustus wordt gezien als de beste reistijd. Je hebt vaak zonnige heldere dagen van gemiddeld 20 graden en koele frisse nachten (soms tot het vriespunt!). Het voorjaar van september t/m november is ook een prima tijd om te gaan, de nachten zijn dan rond de 15 graden en overdag wordt het rond de 30 graden. De herfst, van maart t/m mei is ongeveer gelijk qua temperaturen als het voorjaar. Mocht je in de zomer willen reizen, drink dan voldoende water en ga zo vroeg mogelijk op pad als je iets wilt ondernemen.
Hoewel het erg afgelegen ligt en binnenlandse vluchten naar Alice Springs best prijzig zijn, zou ik wel iedereen aanraden dit te bezoeken. Alice Springs zelf vond ik een nare stad waar ze ook waarschuwen dat je er niet 's avonds alleen over straat moet lopen en het hostel was ook flink afgesloten en bewaakt 's nachts, maar een bezoek aan King's Canyon, Uluru (= Ayers Rock) en Kata T juta (The Olgas) is het meer dan waard. Je kunt trouwens ook op of van Ayers Rock airport vliegen, dan hoef je niet 2 keer dat hele eind te rijden. In zo'n 2 uur loop je rond Uluru heen, dan besef je pas wat een unieke grote rots het is (en dat is dan alleen nog maar het zichtbare gedeelte!). Met een gids is het leuk omdat je dan ook de verhalen van de oorspronkelijke bewoners van die regio hoort. Je hebt er veel 3-daagse of langere tours, van enorm basic tot behoorlijk luxe, kies wat bij je past.
We zijn met The Rock Tours 3 dagen in the outback geweest. Ze nemen je mee in een busje met een gids ( mocht je kunnen kiezen, Mark!) en rijden je de hele outback door. Je stopt bij verschillende rotsformaties, national parken, ayers rock en een museum. Je krijgt hier ruim de tijd om een aantal hikes te maken voor je weer door moet om hout te gaan verzamelen voor je kampvuur! Tijdens de trip wordt er gekookt op het vuur van je kampvuur, slaap je in outdoor slaapzakken en kun je alle sterren zien s nachts. Een geweldige ervaring!
De outback van Australië is moeilijk ergens mee te vergelijken. Het is vooral heel veel leegte en rood zand. De enige manier om de outback (red centre) en omgeving te zien is met eigen vervoer en beter niet alleen. In mijn geval ging ik met een campervan en 2 vriendinnen. Het was het einde van het droge seizoen en dus de heetste en droogste tijd van het jaar. Overdag was het vaak tegen de 40 graden en ook 's nachts kwam de temperatuur niet onder de 30 graden. Behoorlijk zweten dus in een tentje of in de bus! Alice Springs is de enige 'stad' in de outback, als is hier ook zeer weinig te beleven. Wij gebruikten deze stad vooral om even weer boodschappen te kunnen doen maar verder is er weinig te beleven. Vanuit Alice Springs is het nog zo'n 450 km rijden naar de beroemde rots 'Uluru'. Bij Uluru/Ayers Rock is maar 1 camping, die is op het Ayers Rock Resort. Dat resort bestaat uit een aantal hotels, camping en een klein winkelcentrum. Omdat dit de enige camping is, is het een stuk prijziger dan andere campings. Vraag of ze speciale aanbiedingen hadden! Toen wij er waren kregen we 1 nacht gratis. Ook voor het bezoeken van Uluru moet je betalen. Uluru ligt in het Uluru-Kata Tjuta national park en een toegangsbewijs kost 25 dollar per persoon en is 3 dagen geldig. Wij bezochten 1 dag Uluru en de andere dag Kata Tjuta. Het is vooral mooi om de zonsondergang bij Uluru te zien, door de zonsondergang lijkt de rots van kleur te veranderen! Uiteindelijk verkochten we onze entree bewijzen voor een vriendenprijsje door aan de buren op de camping die genoeg hadden aan 1 dag entree. Dus tip: Check op de camping of in je hotel of iemand van z'n kaartje af wil.
Nog zo'n 300 km verder maar voor Australische begrippen 'om de hoek' van Uluru ligt Kings Canyon national park. Dit vond ik zelf het hoogtepunt van de Red Centre. Dit is een enorme kloof waar je de populair Rim Walk kan doen. Tip: als de temperatuur boven de 37 graden komt mag je niet meer starten, dus begin vroeg!
In begin 2013 bezocht ik met mijn vriendin de Australische Outback, als onderdeel van een vakantie van 7 weken. Hieronder staat het reisverslag dat we daar gemaakt hebben.
De dag erna is zaterdag de 9e: we gaan op weg naar de Outback. We stappen in de auto voor de eerste etappe en zien al gauw een kleine zandhoos. Die zien we wel meer de komende dagen, en als we een keer door eentje heen rijden krijgt de auto een behoorlijke tik. Je ziet ze niet altijd even goed, en boven asfalt zit er weinig zand in. We rijden rustig door en overdrijven het de eerste dag niet. We rijden Adelaide uit, door Port Augusta heen en zitten nog niet op de Stuart Highway op weg naar Alice Springs als we 2 emoes zien staan. Dat begint al goed! Ook zien we een paar enorme roofvogels zitten op de karkassen van kangaroe roadkill met een valse blik in de ogen die je vertelt dat je van hun hap eten af moet blijven. Kleine vogels heb je hier niet, alleen maar grote met een grote kromme snavel... Daar blijft het echter bij, en de kilometers glijden ongemerkt onder de wielen door. Zo belanden we na een 500km in een klein plaatsje genaamd Woomera waar we op de camping de tent opzetten. Vervolgens gaan we bij paar mensen zitten op de camping, en dit blijken de beheerders te zijn met 2 van hun gasten. En deze mensen zijn jawel: een film aan het opnemen op deze camping. De film gaat heten 'The Infinite Man' en gaat over gegoochel met de tijd. We praten er wat over door en op een gegeven moment vraag ik half serieus wanneer we deze film in de bioscopen kunnen verwachten. Ik denk geen serieus antwoord te krijgen, maar niets is minder waar. De regisseur verwacht de film via diverse festivals over een tot anderhalf jaar in de bioscoop te zien. En dan blijkt hij ook te hebben meegewerkt aan Wolf Creek, een film die iedere Australier kent en die gaat over een Ozzie die in de Outback een paar eenzame backpackers oppikt waarna er allemaal horrorscenario's ontstaan. Inmiddels werkt hij aan Wolf Creek 2, en eerlijk is eerlijk: wij hebben de naam van deze film al van veel anderen gehoord. Na dit grappige gesprek hadden we een prachtige zonsondergang en hadden we ons eerste nachtje Outback. En het is een verademing om niet wakker te worden van anderen die door je kamer stampen, maar gewoon van vogelgeluiden e.d. Ondertussen blijven de roadtrains 's nachts door denderen met het geluid van een laagvliegende straaljager.
De volgende morgen breken we weer op en rijden verder naar het noorden. De dag is weer heet, en als we rond de middag in Coober Pedy uitstappen valt de verschroeiende warmte als een deken op ons. We zien dan ook nauwelijks mensen buiten: in deze opaalstad leeft iedereen binnen. Coober Pedy staat bekend om de vele huizen die zijn gebouwd in heuvels en onder de grond. We bekijken een tweetal ondergrondse kerken, en eerlijk is eerlijk: dit is heel apart en indrukwekkend. Als we daarna even een hapje gaan eten zitten we in een prachtig post-apocalyptisch decor: een verlaten speelplaats met piepende schommel en een paar schorre kraaien die het liefste stil zitten met de snavel open. Bijna geen beweging buiten een enkele auto, en alleen maar rood zand, en bijna geen struiken, laat stan bomen. Het plaatje is enerzijds deprimerend, maar anderzijds erg mooi. Beiden eten we in stilte ons eten en stappen vervolgens weer in de auto.
We rijden door en slaan ons kamp op bij een kampeerplaats bij het Roadhouse van Marla. Alles lijkt goed, maar er is geen kampeerkeuken, de BBQ is kapot en vuurtje maken mag niet gezien de droogte. We behelpen ons dus met wat broodjes worst en duiken vroeg de tent in aangezien er verder niet veel te doen is. Als we na verloop van tijd gaan slapen is het buiten nog steeds heet, en het koelt niet echt af die nacht.
De volgende dag rijden we door en nemen tenslotte de afslag naar de Lassiter Highway, die naar Uluru leidt. Omdat het die dag wat regent is het een stuk koeler en diverse malen minderen we vaart omdat er kangaroes op de weg staan te drinken. Deze beesten zijn zo intelligent om af en toe gewoon voor je neus langs de weg over te springen, in tegenstelling tot de koeien die we zien en die even stil blijven staan tot we voorbij zijn. Ook zien we een aantal wilde paarden en opnieuw de grote roofvogels (adelaars? arenden? ik weet het niet, maar groot zijn ze...)
We rijden door tot Uluru. Tja, wie heeft er nog nooit een foto van deze enorme rode rots gezien? We hebben eigenlijk niet zo'n behoefte om eromheen te lopen, en erop eigenlijk ook niet. Ondanks dat je de rots kunt beklimmen is hij wel een heiligdom van de Aboriginals die hier dus niet zo blij mee zijn. We nemen daarom onze foto's en rijden door naar Kata Tjuta, naar verluidt het andere uiteinde van deze rode rots die 50 km onder de grond gaat en daar weer boven komt. Eigenlijk vinden we Kata Tjuta nog mooier, en na een tijdje van het uitzicht genoten te hebben stappen we in de auto voor de rit naar een roadhouse 100km verderop: Curtain Springs. Hier kun je gratis kamperen, en dat heeft een reden. De grond zit barstensvol stenen en in de douche sta je in de wind terwijl aan je voeten een dode kakkerlak ligt die wordt opgegeten door de mieren. In deze vriendelijke atmosfeer zetten we onze tent op en als het donker wordt gaan we met een doosje goone (aboriginal woord voor wijn) en wat chips enzo de tent in. Als we na wat lezen gaan slapen is dat echter van korte duur. Rond 1 uur 's nacht schrik ik wakker want: Froukje scheldt alles bij elkaar. Het blijkt dat onze tent vergeven is van de tropische mieren, en ik had dat nog niet opgemerkt, maar zij dus wel. Nadat ze lange tijd kriebelbeestjes van zich af had geslagen had ze toch maar eens het lampje aangedaan en een compleet mierenspoor aan beide kanten van de tent aangetroffen. Tja: als wij niet hadden gegeten en gedronken in de tent was dit waarschijnlijk niet gebeurd. Hoe dan ook: wij verlaten per direct de tent en slapen de rest van de nacht in de auto, en dit gaat zowaar nog goed ook.
De volgende morgen maken we de tent weer miervrij. We verwijderen de etenswaren, en verplaatsen de tent: misschien lopen de beestjes op de andere plek de tent uit als ze merken dat er niks meer te beleven is en hun nest weg is. Dit werkt gedeeltelijk: nog steeds zijn er erg veel mieren. Tot slot ritsen we de tent open, schudden hem op de kop zo leeg mogelijk, rollen de hele zaak op in de hoes en leggen het ding op de hoedeplank van de auto. Daar mogen de resterende mieren vandaag van de brandende zon genieten. We zullen ze wel krijgen...
Vervolgens stappen we in de auto en rijden naar Kings Canyon. Sinds een aantal jaren is deze weg geasfalteerd, en daarom mogen wij er toch naartoe, zodat we de oorspronkelijke planning maar snel aanpassen. Over de prachtig afwisselende weg rijden we tussen kangaroes en koeien door naar de canyon. Eenmaal aangekomen zien we borden dat de wandeling over de rand van de canyon wordt afgeraden in de middaguren (het is 13.30 uur) en dat je toch wel 3 liter water pp mee moet nemen. We tanken ons dus beneden vol en nemen vervolgens beiden een fles met anderhalve liter water mee: we zijn jong en fit, dat moet toch lukken. En inderdaad gaat het prima. De wandeling kon wel 3 uur duren volgens de borden, maar ondanks dat we onze tijd nemen zijn we in 2 uur en een kwartier weer terug. De fles is overigens dan wel leeg... Kings Canyon is prachtig. Bloedheet, rode rotsen, en mooie begroeiing: een goede keus! We zijn inmiddels in de 2e helft van de middag en willen niet al teveel meer rijden: door onze slechte nacht is de concentratie slechter en dat is een risico, zeker na de inspannende wandeling. We zoeken dus een campsite op in de buurt van Kings Canyon, genaamd Kings Creek Station en dit is en verademing na de laatste nacht. De haringen gaan makkelijk de grond in en je kunt er normaal koken. De benzine is er wel duur, maar morgen zullen we wel even berekenen wat het minimum is dat we nodig hebben om eenmaal op de Stuart Highway weer wat goedkoper te tanken.
Na te hebben gegeten praten we een tijdje met wat Australiers en het is heel gezellig. Ze hebben wel wat verhalen over de jaarlijkse stortregens die dit jaar bijzonder laat zijn en een groot deel van de route door Queensland kunnen blokkeren, maar dat zien we wel als het zover is. Na opnieuw een prachtige avond in de Outback gaan we daarom slapen. Tot ik midden in de nacht naar de WC moet. Ik trek mijn broek aan, T-shirt en pak mijn lampje om even door het net naar buiten te schijnen om te kijken of de kust veilig is qua beesten. En daar zit, net onder de rand van de tent, een dikke grijze spin. Nou ben echt niet bang voor spinnen, want de nederlandse doen je helemaal niks. De kaken van de Nederlandse spinnen komen niet door onze huid heen, en dus zijn ze onschadelijk. Australie is een ander verhaal. In Australie zitten een paar spinnen die je dood kunnen steken (de redback en de funnelweb spider). Deze zijn echter zwart. De andere spinnen hier in Australie hebben echter flinke kaken en kunnen wel bijten. En daaraan kun je een flinke plek overhouden. En dus zit ik midden in de nacht met mijn lampje naar de spin te staren, niet wetend welke het is en wat ik ermee moet doen. En moet toch echt plassen... Even later wordt ook Froukje wakker en zitten we samen te staren. Dan trek ik de stoute schoenen aan: ik rits het gaas los, pak een paar slippers en denk het beest een lel te geven. De slippers klappen wel, maar geen platte spin. Snel rits ik de tent weer dicht, alleen om te zien dat die spin als bij toverslag op het gaas zit dat ik net heb dichtgeritst. Of het is een springer, of hij loopt sneller dan me lief is. We houden hem daar in de gaten en ondertussen moet Froukje ook plassen. Terwijl ik de spin met de lamp in de gaten hou stapt Froukje via de zijingang de tent uit. Als ze weer terugkomt draaien we de rollen om. Dan ritsen we de tent weer dicht, met het idee dat die spin morgen wel weg zal zijn. Inderdaad is hij de volgende morgen verdwenen, en wij gaan onze gang. Als ik toch enigszins voorzichtig die tent weer klaarmaak om op te ruimen trek ik aan de touwtjes van de opgerolde delen en tot mijn schrik schiet de spin weer tevoorschijn. Goed, die was dus toch blijven overnachten. Wat nu? Na veel gedoe (Froukje zit nog in de tent en ik buiten) krijgen we het beest op het buitendoek, geef ik hem een lel met een slipper en dan is hij eindelijk dood. Dat lucht op. We informeren nog even bij de buren en waarschijnlijk hadden we te maken met een Wolf spider of een Huntsman. Geen idee welke van de twee, maar beiden zijn bijzonder valse prikkers en van beide kun je wel een paar dagen niet goed voelen. Maar goed, dat is weer opgelost. We ontbijten, en stappen in de auto voor de laatste etappe naar Alice Springs. Ondertussen rijden we heel ontspannen die laatste 450km. De Stuart Highway is hier prachtig en de aasetende roofvogels nog groter dan de kangaroes die ze eten. Van Alice Springs hebben we al veel verhalen gehoord, en die zijn niet altijd even positief. De Aboriginals schijnen er 's nachts nogal vervelend te kunnen zijn, en je wilt eigenlijk je auto niet onbeheerd laten staan.
Maar op de adviezen van onze Tourgids van Kangaroo Island rijden we naar Annie's Place, en dit is een prima hostel met een afgesloten parkeerplaats. Het is er gezellig en we zitten er lekker met een jug bier (1140ml, goedkoopste deal hier) en een muziekje als ik even naar de WC ga. Als ik weer terug ben is er wat veranderd. Het blijkt dat tijdens mijn afwezigheid een Aboriginal man aan Froukje vroeg of ze klaar was met de jug bier, het antwoord niet afwachtte, deze leeggoot in mijn glas en in een teug achterover sloeg. Drank en Aboriginials: dat is een bijzonder verhaal. Aboriginals hebben pas na de invloeden van de Engelsen zo'n 200 jaar geleden de alcohol ontdekt, en dat vernietigd intussen hun cultuur. Ze zijn er niet aan gewend, hebben niet de leverenzymen om het af te breken, en doen de gekste dingen om aan drank te komen. Zo erg is het dat de stamoudsten van de Aboriginals hebben aanbevolen dat sommige communities in Australie maar droog moeten staan. Waaronder de regio van Alice Springs. De blanke man mag er drinken, de Aboriginal niet. En dus jatten ze het bier onder je neus vandaan. Terwijl Froukje perplex zit te kijken gooien een paar andere gasten de man eruit. Ze staan nog even zich te verexcuseren voor zijn gedrag als ik weer terugkom van de WC en stomverbaasd het verhaal aanhoor.... Het is wat hier in dit land. Een tijdje later is Froukje van de schrik bekomen en we zitten de rest van de avond mooi op de banken om ons heen te kijken en te praten met iedereen.
Australie en Aboriginals: het blijft een verhaal apart. Nog maar zo'n dikke 200 jaar geleden begon captain Cook van Engeland met het tekenen van de eerste kaart van de zuidoostkust van Australie, en anno 2013 staat de Aboriginal cultuur op uitsterven. Zoals eerder beschreven kunnen de Aboriginals genetisch gezien slecht over alcohol: de verwerking is veel trager dan bij ons. De Aboriginals vinden de westerse vooruitgang echter net zo interessant als wij die zouden vinden van een andere, meer ontwikkelde beschaving. De Aboriginals leven inmiddels al niet meer onder rotsen, en tekenen er ook al nauwelijks meer op. We kunnen dus wel stellen dat mogelijk over een jaar of 50 de Aboriginal cultuur verleden tijd is. Echter: door de meeste Australiers worden ze min of meer als achterlijk beschouwd. In de laatste mail omschreef ik een gebeurtenis op onze eerste avond in Alice Springs, maar wat er de dag erna gebeurde tekent opnieuw het verschil. (Voor ik dit beschrijf moet je weten dat nog altijd iedere kroeg in Australie moet voldoen aan de Responsible Service of Alcohol (RSA). Dit betekent dat je mensen in je cafe niet te dronken mag laten worden, op straffe van een boete van de overheid. En als iemand toch zichtbaar teveel heeft gehad mag je hem eruit zetten.)
Wij zitten beiden in de verder van de buitenwereld afgesloten bar van Annie's Place in Alice Springs, als er een grote en irritante Australier zijn best doet om een Aboriginal jongen voor gek te zetten. De Aboriginal is westers gekleed, heeft een paar biertjes gehad, en lijkt contact te zoeken met de blanken. De Australier maakt hier misbruik van door hem met veel misbaar aan te halen, en als de jongen daar op ingaat hem weg te duwen. Dit gaat zo een tijdje door, tot op een gegeven moment de uitsmijter (in tegenstelling tot de avond ervoor was die er nu wel) uitsmijter komt aanlopen en de Aboriginal eruit zet. De Australier haalt quasi verbaasd zijn schouders op, en als de uitsmijter even later bij hem staat te praten schudden ze binnen een minuut de hand en is dat ook weer afgehandeld. Racisme bestaat nog steeds.... alleen de bevolkingsgroepen veranderen.
De dag daarna pakken we weer onze spullen om door te rijden naar: Darwin! Jawel, de enige tropische hoofdstad van Australie (hoofdstad van Northern Territory) en naar we laatst gehoord hebben: mogelijk op korte termijn onderhevig aan de moessons die hele wegen in Northern Territory en Queensland voor langere tijd (tot 2 weken) af kan sluiten. Het natte seizoen is laat dit jaar omdat een cycloon aan de westkust een paar weken geleden alle toen aanwezige vocht heeft opgeslokt, en dus kan de regen nu alsnog elk moment in alle hevigheid losbarsten. We hebben echter onze zinnen gezet op Kakadu National Park, en mocht het toch gaan regenen, dan lossen we dat wel op als het zich voordoet. In Alice Springs regent het in elk geval niet: ze hebben daar wel eens een aantal jaren achter elkaar geen regen gehad. We vertrekken dus rond de middag in de zinderende hitte van hartje Outback naar het noorden. Froukje rijdt, en we zijn de stad nog niet uit of we worden aan de kant gezet door oom agent: alcoholcontrole. Hoe ze daar bij komen op vrijdag aan het eind van de ochtend is ons een raadsel, maar goed. Uiteraard mogen we door en zien vlak na de stad nog een paar enorme roofvogels die staan te pikken in een grote stuk roadkill (een kangaroe, uiteraard). De beesten zijn nog groter dan hun voedsel en dat zit je met een valse blik in de ogen aan te staren alsof ze je willen zeggen: blijf van mijn vlees af... Wij hebben niet de minste behoefte om kennis te maken met die klauwen maar indrukwekkend zijn ze wel. Ondertussen komen er wat wolken aan de hemel, maar heel indrukwekkend is dat allemaal nog niet. Halverwege de middag rijden we langs de Devils Marbles: zo maar in de middle of nowhere liggen er ineens een paar enorme en soms behoorlijk ronde stenen naast de weg. De wolken zijn intussen al een stuk zwarter en we kunnen een paar mooie foto's maken van deze enorme keien. Volgens de Aboriginal cultuur zijn deze stenen de eieren van de regenboogslang, en dat is een of andere voorhistorische religieuze Aboriginal godheid. Hoe dan ook: die slang heeft er een beste klus aan gehad want er liggen nogal wat van die stenen. Vlak na de Devils Marbles rijden we onze eerste onweersbui binnen. Ja, dat ziet er lekker uit, maar het valt mee... We rijden er overigens vrij snel doorheen, om binnen een halfuur in een nog veel zwaardere onweersbui terecht te komen. We rijden 50km/uur, ruitenwissers op zijn hardst en zien bijna geen hand voor ogen. Nu is dat wel wat link omdat roadtrains hier misschien wel gewoon doordenderen en wijzelf mogelijk een Australier niet zien omdat zonder licht rijden hier al net zo'n hobby is als in Nederland. We zetten de auto dus even naast de weg tot het weer wat minder plenst en rijden zo die bui weer uit. Binnen een halfuur zijn we vervolgens bij Threeways, de kruising van de Stuart Highway (zuid naar noord) met de Barkly Highway (vanaf daar naar de oostkust). Eigenlijk hadden we onze zinnen erop gezet om hier de tent op te zetten bij de Roadhouse daar (een roadhouse is - de naam zegt het al - een huis bij de weg. Je vindt ze in de Outback elke paar honderd km en het is een combinatie van benzinepomp, bar, vaak camping, soms motel). Maar we kijken achterom en zien de enorme bui waar we net zijn uitgereden naar ons toe komen. We vragen bij het roadhouse en met een brede grijns vertelt de daar werkende Nederlander dattie ons dat niet aan kan raden, en dat we beter af zijn in een motelkamer van hun. Terwijl we nog nadenken barst de bui voor de 2e keer boven ons los. We kijken elkaar aan en dan is de keus snel gemaakt: vanavond geen tentje voor ons. We zetten de auto voor de deur van de kamer neer, stappen uit... en staan tot ruim over de enkels in de waterplas die in korte tijd is gemaakt. Nee, dan is kamperen inderdaad niet alles. Gelukkig staan de motelkamers op poten, en dus hebben we een prima nacht. De volgende morgen is alles weer opgeklaard en schijnt de zon alsof er niks gebeurd is...
We ontbijten, tanken en rijden door... om binnen een paar kms opnieuw een alcoholtest te krijgen. Het neemt wel grappige vormen aan, dat dagelijkse geblaas in dat apparaatje. Dit keer ben ik aan de beurt en ook ik slaag voor de test. Het Northern Territory heeft tegenwoordig wel een speedlimit van 130km/uur. Zo'n 8 jaar geleden mocht je ongelimiteerd doorjagen in de Outback, maar tegenwoordig is het maximum dus 130. Natuurlijk is dat niet je gemiddelde, want overal heb je af en toe wel een nederzetting waar je minder hard gaat, en uiteraard moet je tanken, maar af en toe rijden we wel even wat harder en slagen er zo in om vandaag een dikke 700km weg te werken. Ondertussen wordt het langs de weg steeds groener en zien we geregeld wat bloemen die onder invloed van de regen de grond uitschieten... Mooi voor de natuur, maar wij zien wel wat denkbeeldige wolken rijzen boven ons reisplan... We stoppen daarom 's avonds in Pine Creek. We hadden wel verder willen rijden, maar in Darwin werd wel wat regen en storm verwacht, dus zetten we zo'n 350 km daar vandaan de tent op om opnieuw aan de praat te komen met: jawel, Nederlanders. En deze kerels zijn een verademing. We hebben al diverse backpackers horen klagen over de hoge prijzen in dit land en dat al hun spaargeld opgaat aan bier en dat ze geen werk kunnen krijgen en dat ze al na 3 maanden naar huis moeten, en we zijn dat negatieve gezwam wel een beetje zat. En deze kerels zijn hier nog geen half jaar, hebben gewoon een stoere 4x4 gekocht, 3 tenten en hebben een enorme berg gereedschap en zien het wel zitten hiero. Ze zijn zogezegd 'well organised' en willen gaan voor een 3 tot 5 jarig verblijf. Druk bezig om een zogenaamde sponsorship te krijgen voor een 5 jarig visum, om mogelijk daarna te blijven. Zij zijn bewust naar het Northern Territory gegaan in het natte seizoen, omdat een ander daar toch niet naartoe wil in de broeierige hitte, en hebben dus geen enkel probleem met het vinden van goed betaald werk. Het begint er in dit land op te lijken dat Australie lijdt aan een interne inflatie. Australie heeft de laatste jaren geen enkele economische crisis gehad, de mijn-industrie is booming en er wordt goed geld verdiend. Daardoor gaan alle prijzen omhoog en jagen ze in onze ogen de toeristen het land uit. Australie zou er voor zijn positie op de wereldmarkt qua toerisme slim aan doen om zijn munt flink te devalueren ten opzichte van de euro en de dollar. Maar goed, dat moet de regering hier zelf maar beslissen, hahaha! Hoe dan ook: we hebben een leuke avond met deze kerels met wat beter geprijsd bier, en potjes poolen in de bar van de camping. Het is dan ook niet vroeg als we de tent induiken, maar slapen: ho maar. Een aantal Australiers heeft op 50m afstand vrienden gemaakt met een paar Duitsers en die besluiten midden in de nacht op luid volume een aantal CD's van Bon Jovi te moeten afspelen en daar bovenuit te roepen. Het management van de camping die het eerder die avond nodig vond om te zeiken over het feit dat we eten kookten in de 'staff kitchen' is blijkbaar naar huis want deze kolereherrie gaan een aantal uren door. Als het eindelijk licht begint te worden wordt het stil en vallen wij ook eens in slaap. Tja, je maakt wat mee op de camping, hahaha!
De volgende dag rijden we het laatste stukje naar Darwin, recht naar het hostel waarbij we Kakadu geboekt hebben en wat hetzelfde is als waar we 8 jaar geleden ook zaten: Elke's Backpackers. Het is er niks veranderd, en wij relaxen lekker de rest van de middag bij het zwembad. Het broeierig benauwde atmosfeertje van Darwin waar het elke avond regent is goed uit te houden in en naast het zwembad. Her en der hoor je de gekko'tjes kwetteren en 's nachts vliegen de enorme flying foxes (vleermuizen die in 'opgevouwen' toestand zo groot zijn als de hand van een volwassen kerel) geruisloos van boom tot boom. Het hostel is niet al te schoon en netjes, maar voor een paar dagen volstaat het prima. Ook de dag erna houden we ons gemak: even een dag niks aan de kop, geen kilometervreten en tenslotte gaan de daarna al naar Kakadu NP!
De volgende morgen breekt aan en we worden om een uur of 6 opgehaald vanaf het hostel. We zijn nog geen 200m ver als Froukje bedenkt dat de schoenen die ze vanmorgen nog uit de auto had willen halen grandioos vergeten. We informeren de gids en die verzekert ons dat we morgen schoenen nodig hebben... Dus Froukje rent terug naar het hostel... en weer naar de bus, om badend in het zweet weer in te stappen. Ja, zij zit nog steeds liever in de airco dan in de buitenlucht, dus dit was een flinke oefening, hahaha! Als we alle anderen hebben opgepikt rijden we een mooi tijdje in de bus tot we stoppen bij de Adelaide River Jumping Crocodile Cruise. We drinken er een kop koffie terwijl we wachten om de boot op te mogen, als er een paar slangen tevoorschijn worden gehaald. Jawel: net als 8 jaar geleden krijgen we een python (wurgslang) om de nek. Met een giftige slang zouden ze dit natuurlijk nooit doen, en zolang de wurger klein genoeg is kun je hem wel aan. En het beest lijkt die warme lichamen wel prettig te vinden, en nestelt zich lekker tegen je aan. We maken dus een paar stoere foto's en stappen op het bootje voor de Jumping Crocodile Cruise. Hierbij worden een paar flinke blokken vlees aan een touwtje heen en weer gezwaaid net zolang tot de krokodil er naar hapt... en dan wordt het vlees weg getrokken. En nog altijd wordt er met droge ogen verteld dat het de krokodil erg veel energie kost om uit het water te komen... en rustig laten ze het beest 4x omhoog komen tot hij zijn blokje vlees krijgt. Hoewel het indrukwekkend is om een krokodil te zien springen, krijg ik toch altijd een beetje jeuk van dit soort maatschappijen. Een tijdje later stappen we weer in de bus voor een flinke vervolgrit naar het Nationaal Park. Als we eindelijk uitstappen is dat vanwege de lunch, die als altijd goed geregeld is. Hierna rijden we naar de Ubirr Rock Site voor wat Aboriginal tekeningen en een prachtig uitzicht over het begin van Stone Country, een deel van het park met rotsen naast een stuk vlakker land. Ik krijg maar weer eens bevestigd dat ik een cultuurbarbaar ben: die tekeningen zeggen me niet zoveel en het uitzicht des te meer... Nadat de gids zich hier flink heeft uitgeleefd met zijn verhalen en wij een paar mooie foto's rijker zijn stappen we weer in de bus onderweg naar de plek waar we vannacht zullen slapen: een kampeerplaats midden in het park. Halverwege stopt de gids echter ineens de bus en sprint naar buiten. Hij heeft een bijzondere hagedis gespot die helaas snel de boom in is gerend. Dit beestje, de frilled neck lizard is een hagedis die in stress situaties een flinke kraag kan opzetten. De kraag zien we helaas niet, maar het beestje verstopt zich in de boom steeds achter de stam. Lopen wij naar de kant waar hij zit, dan draait hij weer bij ons weg. Heel grappig om te zien. Dan gaan we naar de camping waar we in een luxe tentje zullen slapen met (klam) matras, ventilator en verlichting. Da's gewoon beter dan wel zelf gewend zijn.... Maar eerst duiken we even het zwembad in, en na een halve middag in de benauwde warmte van het park is dat toch wel prima! Na het eten zijn de kaarten aardig geschud: we zitten in een groepje met een paar irritante Duitsers (pleonasme) en de rest is eigenlijk wel ok. De Duitsers lopen alleen maar te klagen over het feit dat ze niet zoveel doen, maken irritante opmerkingen en gaan direkt na het eten naar de tent voor whatever ze daar van plan zijn, als het maar iets anders is dan bij de rest zitten...
De volgende dag staan we weer vroeg op en rijden zo'n 3 kwartier om uit te stappen bij een paadje waar her en der flinke plassen water liggen. De gids is tot dusverre niet heel informatief over zijn programma, en dus gaan we een stukje wandelen. Ondertussen komen we de meest mooie bloemen tegen die allemaal de grond uit schieten nu het wat begint te regenen, en komen we bij een klein watervalletje. Tussen neus en lippen door vraagt de gids of we zin hebben in een wandeling naar een uitzichtspunt hier in de buurt? Wij zijn nooit vies van een mooie hike en ook de rest van de groep hapt toe. En daar begint een wandeling die al gauw overgaat in een flink potje klimmen. Zonder enige veiligheidsmaatregel om ons heen klimmen we over rotsen heen waar je in Nederland af zou worden gestuurd. (Gesteld dat we die in Nederland zouden hebben natuurlijk...) Af en toe kijken we om en kijken de diepte in: dat gaat lekker hierzo. Gewoon maar goed vasthouden en mooi doorbuffelen, want we worden nieuwsgierig naar het resultaat van deze exercitie. Halverwege staan we te wachten op een paar tragere mensen en dan vraag ik de gids in hoeverre hij dit pad misschien zelf gemaakt heeft... Dit blijkt aardig in de buurt van de waarheid te komen: we lopen naar een Aboriginal kunst site toe, en daarna door naar de top van deze heuvel, en dit gedeelte is niet bij veel mensen bekend. Hij gaat er zelf geregeld heen, en ook een paar van zijn collega's, maar verder is het op deze rots meestal vrij rustig. Na een uurtje zweten staan we inderdaad bovenop een prachtig uitzichtspunt. Terwijl we zitten te genieten vertelt de gids bij wijze van anekdote dat hij hier eens heeft meegemaakt dat de aanwezige kraaien zijn tas open hadden gemaakt om zijn lunch eruit te pikken. Uitkijken geblazen dus... Na enige tijd hier boven te hebben gezeten klimmen weer naar beneden om in een paar poeltjes te gaan zwemmen. Het bordje met zoetwaterkrokodillen wordt hierbij stelselmatig genegeerd door de gids: hij zegt hier nog nooit een krokodil te hebben gezien en dan nog: zoetwaterkrokodillen zijn kleintjes. Die doen eigenlijk nooit wat. Jaja... Afijn, wij hebben te hard gezweten om dit zwemmen over te slaan en inderdaad koelt het heel lekker af in het water. Het feit dat ik acuut wordt belaagd door muskieten zal wel door mijn lekkere bloed komen. Als wij even later uit een verder weg gelegen poeltje met waterval/douche terugkomen hebben we wel trek. Terwijl ik uit het water loop zegt een Zwitserse tegen me dat ze zojuist een kraai met mijn lunch meende te zien bij mijn tas. Ik lach: leuk grapje. Ik kom bij mijn tas, en inderdaad blijkt mijn lunch verdwenen. Mijn tas is half open, de grond is bezaaid met plastic folie en zilverfolie (was ook wel goed ingepakt zeg maar) en mijn zorgvuldig gesmeerde broodjes zijn weg. Ook een van mijn sokken die op mijn schoenen lag is verdwenen... Wel verdraaid! En die verrekte kraai zit me vanuit de boom uit te lachen... Ik hoop dat het kreng smoort in mijn sok. Gelukkig hadden zowel Froukje als ik flink gesmeerd, dus we redden ons voor nu met Froukje d'r lunch. De gids is stomverbaasd: blijkbaar was zijn ervaring van een paar jaar terug dus geen incident, maar gebeurt het hier veel vaker. Ondertussen duikt mijn sok weer op: die ligt 10m over takken en stenen klauteren verder over een boomstronk. Tot zover mijn wraakgevoelens voor die kraai: hij had helaas tijdig in de gaten dat die sok niet te eten was. Toch blijft dit een heel mooi plekje waarin allerlei vlinders op de in het water uitgespoelde blauwe kleding van Froukje afkomen. We zien overal groene mieren lopen, en op een gegeven moment herinner ik mij iets en vraag de gids ernaar: kon je die beesten niet eten? En daar gaat hij los. Waar gewone mieren een moleculair simpel zuur produceren (mierenzuur) produceert de mier met de groene kont het wat complexere ascorbinezuur, oftewel: Vitamine C! Het blijkt dat de consumptie van 1 mierenkont gelijk staat aan 2 sinaasappels. Dit gebeurt dan ook geregeld door de Aboriginals. Kijk, da's nog eens een goede tip. En binnen de kortste keren staan Froukje en ik mieren uit de boom te plukken, terwijl ook anderen, aangestoken door onze opmerkelijke actie met een vies gezicht mierenkonten in de mond steken. Ja, dat was wel weer een ervaring. Helemaal enthousiast vertelt de gids dat het veel effectiever kan: pluk een groene mierennest (ingenesteld in wat bladeren) uit de boom, hou hem onder water en pers deze uit en je hebt een berg vitamine C. Ook wordt het mierennest veel door kinderen gebruikt bij een verstopte neus vanwege de scherpe geur. En dus staat hij even later met een samengeknepen nest in de hand voor wie er maar wil ruiken. En dan blijkt weer dat mensen zoiets, ook al is het ogenschijnlijk raar, toch willen proberen.... Zo staat iedereen mierennest te snuiven alsof het een geurkaars is. Een enkeling vindt het zielig voor de mieren, maar wie onze vorige mail gelezen heeft weet dat wij niet zoveel medelijden meer met die beesten hebben... En of je je voeding nu haalt uit vlees of uit mier: het is allebij dier. Na dit smakelijke verhaal springen we weer opgefrist in de bus voor een ritje naar een van wetlands hier. Het blijkt dat een aantal landen in Zuidoost Azie en Oceanie wetlands hebben, en dit is de basis voor de vogeltrek over het zogenaamde South East Asian Flightpath. Als een van wetlands zou opdrogen heeft dit tot gevolg dat de vogels die van wetland naar wetland vliegen geen landingsplek meer hebben. Daarom hebben alle landen die een wetland hebben een verdrag ondertekend voor het behoud van deze wetlands. We kijken even uit over het wetland en zien vooral heel veel vogels. Even meen ik een slang te zien zwemmen, maar dat is de enige opwinding op dit punt.
Hierna gaan we weer op weg naar Darwin. Ondertussen staat de chauffeur ineens op de rem als hij naast de weg een hond ziet. Maar dit is niet zomaar een hond, dit is de Australische wilde hond, de dingo! Terwijl we kijken loopt hij het hoge gras in en verdwijnt. Toch leuk: die kunnen we ook weer bijschrijven!
De dag erna verlaten we Darwin alweer. Vlak voor vertrek controleren we het weer, want de hele nacht en morgen regent het al in Darwin. We kijken naar het weer en eventuele afgesloten wegen en het lijkt erop dat voorlopig niets onze rit naar Mount Isa in de weg hoeft te zitten. En als we in Mt Isa vast komen te zitten qua regen kunnen we daar bij de lokale Hertz de auto vast wel inleveren en vliegen naar de oostkust. We stappen dus in en rijden nog uren onder een donkergrijze hemel in stromende regen. Tegen het einde van de middag wordt de lucht helderder, wordt het droog en strijken we tenslotte neer bij de pub van Daly Waters. Deze stond goed aangeschreven in de Lonely Planet, en omdat de er in de verte wel wat flitsen in de lucht te zien zijn gaan we hier ook weer voor een motelkamer. Halverwege de douche van Froukje klinkt er een ijselijke gil vanuit de doucheruimte: het blijkt dat een kakkerlak zich had verstopt in het douchegordijn en het beest loopt iets sneller heen en weer dan haar lief is... Nadat ik het beest heel stoer door de wc heb gespoeld keert de rust weer...
De pub van Daly Waters is een bijzonder ding. Alle wanden zijn volgeplakt met verzamelingen van stubbyholders, T-shirts, bankbiljetten van overal uit de wereld, munten, BH's, en identificatiebewijzen. Hier eten we visburger... en dat is een flinke hap. Een goed broodje, barstensvol met komkommer, rode ui, sla etc en een paar heerlijke stukken barramundi. Ik had er nog nooit van gehoord, maar die vis is hier een behoorlijke lekkernij. En inderdaad: ik pluk de vis tussen mijn broodje vandaan en eet hem zo op. En dat smaakt prima! De rest van het broodje vult de lege maag en na een regenloze avond gaan we slapen, terwijl buiten onze kamer de hele nacht 2 groene kikkers zitten te staren.
De volgende morgen maken we ons klaar om te vertrekken. Froukje moet nog even naar de WC, en als ze daar klaar is ga ik ook even een potje kleien. Ondertussen kijk ik wat om me heen en zie tegen de achterwand van de toilet een enorme pad zittten die je met 2 handen vol nauwelijks zou kunnen houden. Ik maak af wat ik daar aan boetseren ben en loop met een brede grijns weer naar buiten. Froukje ziet me lachen en vraagt wat er is, waarop ik haar zeg dat als ze op de WC goed om zich heen had gekeken, ze mogelijk nog harder had gegild dan de avond ervoor... Ze loopt mee en schrikt zich alsnog wezenloos... Kikkers, padden, kakkerlakken: het is wat hiero, hahaha!
We stappen in de auto voor een flinke pot kilometervreten en gaan goed van start. Hier in de Outback is toch geen politie te bekennen, dus ik zet de sokken er lekker in. Op de overzichtelijke stukken loopt de snelheid op tot 150 a 160km/uur, als ik ineens begin te schelden. Froukje die lag te dommelen wordt wakker en vraagt wat er is. Ik zeg haar dat die politieauto die ons nu voorbij rijdt zojuist zijn zwaailampen aandeed toen hij me tegenkwam vanachter de heuvel. En ja: ik reed net 150... Even later staan we stil en staat ver bij alles en iedereen vandaan een agent naast de auto die mijn papieren wel eventjes wil zien. Ik knijp hem behoorlijk: ik weet niet hoe streng ze hier zijn, maar heb geen zin in een dikke flip, laat staan dat ik moet voorkomen in Darwin ofzo. De agent vraag me of ik weet waarom hij me heeft aangehouden, en ik zeg dat het enige dat ik kan bedenken de snelheid is. Hij beaamt dit en vraagt me of ik op de hoogte ben met de snelheidslimiet in het Northern Territory. Ook dat kan ik alleen maar toegeven. Tot mijn enorme opluchting geeft hij me een officiele waarschuwing en komen we er dus zonder vertraging of verdere kosten vanaf. Het begrip 'een Jaspertje' is wel even door mijn hoofd geschoten, hahaha. We zijn weer een ervaring rijker en rijden door naar het roadhouse van opnieuw Threeways om te tanken, dit keer maar gewoon met de maximum snelheid. Als de de peut staan af te rekenen word ik aangesproken door een vent die net voor ons getankt heeft. Hij kijkt me aan: "Was jij dat die zonet aan de kant werd gezet door de agent?" Ik zeg "Yep, for speeding." Het blijkt dat hij ons tijdens dat moment inhaalde en vlak daarvoor zelf 190 reed... Stomverbaasd zegt ook hij dat die agent een flink eind uit de richting was, en vraagt zich af waar hij ineens vandaan kwam. Tja... ik vraag me af of hij er met zijn 190 net zo goed af was gekomen als ik, hahaha! En zo rijden we verder door en bereiken aan het eind van de middag de grens met Queensland. 13km verder ligt het dorpje Camooweal, en daar kamperen we die avond. Het weer? Prachtige zonnige dag, en geen wolkje meer aan de lucht.
De volgende dag rijden we de laatste 2 uur naar Mt Isa, terwijl wel veel tumbleweeds tegenkomen (verdroogde takkenbossen die over de weg rollen). En dat zegt ons dat het hier nog niet veel geregend heeft: spijtig voor het binnenland van Australie maar voor ons een gelukje. Ondertussen wordt de situatie in Centraal Australie er niet beter op. De moesson blijft maar uit en sommige boeren moeten hun complete veestapel verkopen omdat ze gebrek aan water hebben. En wij klagen over het in het water vallen van onze vakantie... Ik gun ze heel veel regen daaro, maar wel als we er over een paar dagen weg zijn... Een ding is er in elk geval niet veranderd in 8 jaar tijd: de wegen in Queensland zijn nog steeds een stuk waardelozer dan in het Northern Territory. Op het roadhouse bij Camooweal staat dan wel een plaatje op de muur van 'Welkom in Queensland, zet de klok maar 5 jaar en 30 minuten vooruit', maar als je naar de wegen in de Outback kijkt is het eerder andersom...
Eenmaal aangekomen in Mount Isa checken we gauw in het hostel, want we moeten nodig een wasje doen. Wij zijn totaal door onze kleding voorraad heen en dus doen we de zwemkleding aan, mikken alles in de wasmachine, en duiken het zwembad in. Een uur later hangen we alles op de enorme droogmolen buiten, en gaan weer het zwembad in. En nog een paar uur verder is alles alweer droog. Dat gaat wel zo ongelooflijk rap in de Australische warmte, zeker in zo'n gortdroge plaats midden in de Outback als Mt Isa. Ondertussen praten we her en der wat met de andere hostelgasten en moeten de conclusie trekken dat dit een erg leuk hostel is. Het hostel is dan ook al 25 jaar in bezit van dezelfde familie. Deze dag en de dag erna houden we ons gemak, en doen het rustig aan. Tot nu toe hebben we veel gedaan, en wij vinden een paar dagen zwembad wel prima. Af en toe gaan we er even op uit, 's avonds even naar de City Lookout die je zo'n mooi uitzicht geeft over deze mijnstad in de schemering en in het donker, even eten bij the Irish club en zo houden we mooi ons gemak. Ook kopen we eindelijk een paar campingstoeltjes van 6 dollar per stuk... Toch handig. Je maakt weliswaar keuzes als je een dikke 6 weken vakantie hebt, maar een gaspitje en stoeltjes waren wel nuttig geweest, hahaha! Ook zien we er eindelijk weer es een paar films, da's lang geleden. Crocodile Dundee: tja je bent in Australie of je bent het niet, hahaha!
Na bijna 2 dagen in de 'oase' van Mt Isa gaan we weer verder op weg naar de oostkust: tijd voor de laatste paar etappes van de Outback. Na een lange saaie dag op een bijzonder saai stuk weg waar alle gras geel is, geen heuvels zijn en je honderden kilometers spoor naast je hebt slaan we ons kamp op in Hughenden. En eindelijk: daar mag ik mijn eerste vuurtje stoken voor het eten. Het mocht nog nergens, maar hier wel, mits ik voorzichtig ben. Dat lukt prima, en na een dik halfuur zitten we te eten terwijl we worden belaagd door: vliegen. Jaja, ik had ze nog niet eerder genoemd, maar het stikt er in dit land van. Je kunt in de Outback je auto niet uitkomen of je hebt er 30 op je zitten. In Hughenden viel dat mee... totdat de tonijn door de pasta ging. En daar waren ze al. We hadden dit al eens eerder meegemaakt bij het eten en mijn oplossing is dat ik tijdens het eten continu met de linkerhand boven mijn eten zit te wapperen. Froukje krijgt het daar echter te warm van en gaat met het bord rondlopen. Eerlijk is eerlijk: 't is geen gezicht en jut en jul zijn er niks bij. En als we nou gewoon wachten tot het schemerig wordt buiten is er ineens geen vlieg meer te bekennen. Volgende keer dus niet te vroeg eten, hahaha! 's Avonds zitten we mooi in het donker voor de tent op onze nieuwe stoeltjes, luisteren naar alle dierengeluiden. Die dingen hadden we eerder moeten kopen, hahaha!
De dag erna rijden we onze laatste etappe in de Outback, al is dat nauwelijks meer zo. Het is hier aanmerkelijk drukker op de weg dan wat verder naar het westen, en in het begin van de middag draaien we de Bruce Highway op naar het zuiden, naar Airlie Beach. En ja hoor: we zijn de Outback nog niet uit of we staan stil. File. Een enorme rij auto's en ver weg vooraan wat politielichten. En omdat in Australie een Highway niets meer is dan 2 stroken asfalt: een voor jezelf en een voor je tegenliggers... staat alles dus stil tot het opgelost is. Doe mij de rust van de Outback maar. Wat een verschil. Na een uurtje stilstaan komt er weer wat beweging en rijden we de laatste 30kms naar Airlie Beach.
Tot zover de Outback... wij vonden het prachtig.
Reizen door Australië per auto of camper? Tenzing helpt je met het realiseren van een onvergetelijke rondreis. Ze bieden tientallen individuele autoreizen, maar maken ook offertes en reisplannen op maat.
Bezoek website
Stel zelf de Australië reis samen die bij jouw wensen past door bouwstenen te combineren tot een complete rondreis.
Bezoek website
Bezoek Australië met de geliefde groepsrondreizen van Djoser. Ook mogelijk in combinatie met Nieuw-Zeeland!
Bezoek website
Bekijk & vergelijk meer goedkope vliegticketdeals op Cheaptickets.nl.